MIJN DAGELIJKS BROOD
Conformiteit. Zullen we het hierover eens verder hebben nu u opgewarmd bent door het filmpje?
Ik heb weer zeeën van tijd en toch schiet het bloggen niet op. Elke dag begin ik een logje en elke dag belandt het in de prullemand. En dat baart me zorgen. Het maakt me zeer ongelukkig. In het kader van het wereldleed mag u dit “zeer ongelukkig” met een stevige korrel zout nemen, maar toch… Ik zou daar niet verder kunnen bij stilstaan en opgelucht denken: oef, je bent er van af. Van je neiging om de wereld te willen verbeteren en je op te winden over al wat je denkt dat fout loopt. Maar dan zou ik daar tevreden moeten over zijn en dat ben ik net niet. Ik heb geen rust. Mijn ergernissen zijn niet minder, integendeel. Nu ik weer elke dag grondig het nieuws volg zijn ze groter dan ooit. Ik heb de laatste week pantoffels te kort gehad om naar mijn TV scherm te gooien omdat er zoveel dingen niet gezegd worden. Met groot misbaar gooi ik ’s morgens mijn krant op tafel, foeterend over de krantenkoppen. Ik probeer me zuchtend en steunend – ja mijn pad gaat niet over rozen – door de reclamebooschappen naar een onlinekrant te klikken om daar te struikelen over alle banale Story-berichten. Ik schrijf en ik ventileer, maar toch krijg ik het niet gepubliceerd. Het is me stilaan duidelijk waarom. Conformiteit. Ik ben de proefpersoon in het filmpje.
Ik had er vroeger nooit last van. Mijn mening was mijn mening en daar kwam ik onomwonden voor uit. En hoe jonger ik was, hoe meer ik ook overtuigd was van mijn gelijk. Och, in wezen is daar niks mis mee, dat hoort zo. Ferm beargumenteerde standpunten en goed onderbouwde meningen. Het is beter ze te hebben dan mee te lopen. En het is door levenservaring dat je milder wordt en je je menig leert bijstellen. In mijn geval toch. De laatste jaren kwam ik al wat meer genuanceerder voor mijn mening uit, op het werk, op mijn blog en ja, ook op een caféterras. Zonder schroom en alles in vraag stellend. De conformiteit is zich echter duidelijk beginnen manifesteren tijdens mijn laatste job. Bij discussies – of dat nu werkgerelateerd was of niet – merkte ik hoe langer hoe meer dat ik dikwijls alleen stond met mijn standpunt. (Moeilijk mens denkt hier iemand?) Vroeger was er, net zoals in mijn vrienden- als familiekring, wel altijd een gelijkgestemde (of twee, drie, vier). U heeft dat misschien niet nodig, ik wel. Net zozeer als niet-gelijkgestemden. En omdat ik nogal dikwijls de neiging heb om mijn mening in eerste instantie opzettelijk iets extremer te stellen in vraagvorm, is het ook niet zo moeilijk om deze achteraf iets bij te stellen. Soms is mijn opinie domweg gebaseerd op foute informatie – ken uw geschiedenis! Check uw bronnen! – en dan is het zelfs heel simpel om ze te veranderen.
Naarmate de maanden vorderden had ik ook geen enkele zin meer om mijn standpunt te verdedigen. Als alle collega’s vonden dat bijvoorbeeld een bepaalde politica terecht minister geworden was en daarvoor een bekwaam politicus terecht opzij geschoven was, als iedereen vond dat ze bekwaam was en dat ze een kans moest krijgen om zich te bewijzen wie ben ik dan om het tegendeel te beweren. Waaraan zij toetsten dat ze geniaal was konden ze me evenmin uitleggen als dat ik hun kon aantonen dat ze dat niet was. Tenslotte ken ik dat mens niet persoonlijk. Dat van die kansen krijgen wel, want die had ze al eens gekregen en daarvan vond ik dat ze ze niet capabel benut had, maar als je dan moet horen “Oe? is die al eens minister geweest….” dan heb ik geen zin meer om het gesprek nog verder te zetten. Evengoed gebeurde het omgekeerde. Als ik vroeg om me toch eens uit te leggen waarom ons ‘werk’ nu zo vernieuwend was en waarom ze een columnist, die volgens mij toch een lekker stukje geschreven had over met wat we bezig waren, zo verketterden, dan moest ook ineens iedereen weer dringend ergens aan de slag. Ik was de muggenzifter, samen met de columnist. Punt.
Maar ik wijk af. Ik haspel theorie en praktijk dooreen. De essentie is dat ik de moed niet meer heb om mijn mening te verdedigen. Geen vechtlust meer. Geen zin in polemiek. Niet dat ik niet wil luisteren, integendeel. Of dat ik mijn gelijk wil halen. Allerminst. Maar ik heb nog zo zelden het gevoel dat anderen luisteren en dat zij wél degelijk hun gelijk willen halen. Mijn credo is: ‘Je hebt een punt, maar…’ evengoed als ‘ Ik heb een punt, maar…’ En ik heb tegenwoordig het gevoel dat die ‘maar’ nogal eens vervalt. En wat erger is, als je die ‘maar’ durft aanhalen, dat je dan in een hoek gedrumd wordt waarvan je van jezelf helemaal niet vindt dat je daar hoort. Het is niet de eerste keer dat ik dit aanhaal. Ik heb het voor het eerst een aantal jaren geleden sterk gevoeld op het werk en later daaarbuiten met mijn mening (die kan je her en der op mijn blog vinden) over Vlamingen in Brussel. Het woord ‘Vlaming’ kan je niet meer gebruiken zonder er een vieze connotatie bij te krijgen. Flamingant. Over politiecontrole kon je het niet meer hebben zonder dat je als repressief bestempeld werd. Dat je mensen egoïstisch, individualistisch en asociaal vind in het verkeer wordt weggewuifd onder het mom ‘mijn vrijheid blijheid’. Je mag niet vinden dat het hoofddoekenverbod in scholen eindelijk een goede aanzet is tot een grondig debat over veel meer dan de hoofddoek, dat is toch vrije geloofsbeleving, die hoofddoek! Punt. Ben ik nu de enige die zich afvraagt of de problemen in Molenbeek en Anderlecht doelbewust van de voorpagina’s van de kranten geweerd worden – och ja er vielen nog geen doden – terwijl de maatschappelijke relevantie en het structureel probleem in en met Brussel (ja, ik kom daar) en zijn inwoners toch groter of minstens even groot is dan dat van een drama aan een kinderopvang en een schietpartij in Antwerpen, waar dan wel bijlages van acht pagina’s aan geweid worden om het profiel van de dader (1) uiteen te zetten? Wil ik perse olie op het vuur gieten of de rellen aanwakkeren omdat ik vind dat de pers zou moeten berichten over maatregelen die door De Lijn worden genomen in Molenbeek en Anderlecht om te “vermijden’, terwijl de situatie net moet “behandeld’ worden. Welke stempel krijg ik omdat ik nu al enig begrip kan opbrengen voor die (jonge) politieagenten, die opzij kijken bij hun dagelijks patrouille omdat ze toch nergens steun krijgen. En wat het ergste is, schoorvoetend en veel te laat geeft men ineens dingen toe waarvan een blinde kon zien dat ze verkeerd liepen. Ik val van mijn stoel als ik lees dat Groen! de slogan “meer blauw op straat” scandeert. Hebben we dat niet ergens anders gehoord? Maar goed, dit is alweer een andere discussie.
Maar dit brengt me weer tot conformiteit. Conform de norm. So what welke stempel je krijgt zal u misschien opwerpen, terwijl u misschien net van mij denkt dat ik iemand ben wie ik niet ben. En wat doet het er eigenlijk toe wat u van me denkt? Het gaat er niet om wat men zegt maar wie het zegt, was de lijfspreuk van mijn vader. Waarom vind ik het ineens zo belangrijk wat u van me denkt? Waarom ben ik zo weinig weerbaar tegenwoordig? Waar is mijn vechtlust, mijn godverdomme zeg. Is mijn gedachtengoed op zich dan geëvolueerd tot dat van iemand die ik zelf niet wil zijn. Maar kijk, nu doe ik het zelf. Waarom zouden mijn standpunten ‘fout’ zijn. Omdat andere mensen dat vinden. Welke anderen? Maar waarop baseer ik me om die van mij goed te vinden? Ben ik de enige die zijn standpunten toetst aan mensen die ik veel slimmer en wijzer vind dan mezelf om die dan bevestigd te zien of bij te stellen? Niet om ze te vormen, al kan ik me dat ook voorspiegelen. En wat als al die wijze en slimme mensen aan wie jij je mening toetst ineens door andere slimme en wijze mensen in een ‘verkeerd’ hoekje gedrumd worden? Verkeerd voor wie, voor wat? En wat zegt dat over mij zelf als ik die terminologie ‘verkeerd’ gebruik?
Ik ben met dit stukje al een paar dagen bezig en toevallig is er gisteren op een groepsblog een logje verschenen dat hier sterk bij aansluit. Dit is hier geenszins een reactie op, het doet enkel vermoeden dat er wel meer mensen mee bezig zijn. Ik reageerde regelmatig op blogs, spontaan, wat bij me opkwam. Ik doe dat nog zelden. En als ik het nog doe wik en weeg ik grondig mijn woorden. Ik heb schrik. Om in een – weliswaar zeer interessant – artikel als wat ik hoger aanhaal genoemd te worden als de trol en de verzuurde. De negatieveling, degene die dan zelf maar iets moet doen om de wereld te verbeteren. Dat ik dat elke dag rond mij probeer dat is ook alweer niet genoeg blijkbaar. Dat geeft je nog het recht niet dergelijke reacties te geven blijkbaar. Vroeger vond ik dat uitdagend. Bekijk het eens van een andere kant. Dingen in vraag te stellen. Hevige reacties uitlokken. Nu niet meer. Op blogs en fora vooral omdat het zo moeilijk is om een genuanceerde reactie te geven. Omdat ik niet weet of ik wel zo’n gelijk heb. Maar ik weet ook niet of de anderen zo’n gelijk hebben. Meestal glijdt het gewoon van mensen af. Het is alsof ze een schild hebben waarmee ze zo dik beschermd zijn dat ze zelfs hun eigen mening niet in vraag stellen. Dàt is het meest frustrerende. Ze doen wel alsof ze luisteren maar uiteindelijk besluiten ze alles met dezelfde dooddoener: ‘dat is mijn mening en ik heb daar recht op’. Wat natuurlijk ook weer waar is. Ze hebben daar recht op, net zoals ik. Maar net dan valt elke discussie stil zonder een concessus.
Ik heb geen zin meer om in te gaan op een polemiek op een blog waar mensen – ja, dat heb ik ook ingezien – vrijwillig en constructief bezig zijn met onze maatschappij positief te belichten. Dàt is waarschijnlijk een steentje bijdragen. En ik heb ook geen zin meer om me op een andere blog, te verdedigen tegenover mensen die discussiëren verwarren met schelden. Daar trek ik me uit terug. Er snijden geen messen op, zegt een oude volkspreuk. Ik neem wel de vrijheid om een stukje van een reactie van iemand op die eerste blog- die me totaal onbekend is – over te nemen, omdat ik er me kan in inleven.
‘Eerst en vooral: dank u om mijn pseudoniem te vernoemen in deze tekst. Ten tweede: ik lees hier vooral reacties van mensen -”politiek-correct” (lees: links georiënteerd)- die steeds zo ontzettend overtuigd zijn het gelijk én de waarheid aan eigen kant te hebben. Wie niet links is, is fout. Wij weten alles. Wij hebben het bij het rechte eind.
Het feit dat iemand als ik verplicht ben van een pseudoniem te gebruiken komt gewoon daardoor. Ik ben een donkerblauw, rechts liberaal. Ik haat het Vlaams Belang. Toch kan ik niet anders dan een pseudoniem te gebruiken. Gewoon uit angst versleten te worden voor een racist (al eens opgezocht wat dat precies betekent?) of erger. Men beseft blijkbaar niet dat dat links en rechts even respectabele systemen zijn om tot een betere maatschappij te komen. Jammer dat links het woord “rechts” als een scheldwoord gebruikt.
Conclusie: de dag dat rechts niet meer de huid vol gescholden wordt door links schrijf ik hier mijn ‘dingetjes’ onder eigen naam. Echt waar…’
Ik verberg me niet. ’t Is maar een kleine moeite om te achterhalen wie er achter deze blog zit. Ik herken me niet in de persoon want als ik iets niet ben dan is het rechts liberaal. Ttz dat vind ik van mezelf, maar is dat ook nog zo? Misschien is ook de perceptie anders. En waarom zou ik me eerst moeten verdedigen als ik iets wil uitleggen, alsof of omdat ik er van uitga wat ik ga verduidelijken al zal afgekeurd worden? Zoals je zin beginnen met de dooddoener: ‘Ik ben geen racist, maar…” Toch vermijd ik het ook om mijn naam uitdrukkelijk te vermelden, maar dat kan dan weer zijn omdat ik een opvallende naam heb die blijft hangen. Ik ben geen Janssens of Peeters.
Dat ik dit nu zo allemaal eens van me afschrijf komt ook omdat mijn blog nog slechts een tiental lezers per dag bereikt. ’t Is dubbel en contradictorisch. Alsof ik weet dat die tien lezers die hier nog komen perfect zullen aanvoelen* wat ik kwijt wil en dat ik tegenover die andere honderd lezers van vroeger nog duizend keer zal moeten toelichten wat ik nu precies bedoel. Conformistisch alweer want ik wil bevestiging. Contradictorisch omdat ik mijn mening op een blog smijt die wereldwijd kan gelezen worden en ik het aan de andere kantdoodeng zou vinden dat duizenden mensen dit ineens onder ogen krijgen. Je kan deze mening wel vinden als je ze zoekt, maar ik zou ze nooit naar de krant als lezersbrief sturen. De tijd dat ik met mijn kop op TV wou om mijn mening uit te schreeuwen is lang voorbij. Uiteindelijk is het ook maar een meninkje dat ik hier poneer en die is niet belangrijker dan die van u. En er zijn er al zoveel en wat doen ze er toe?
Mijn kop zit vol. Dit gedrocht is er alweer een verwarde neerslag van. En hoogstwaarschijnlijk zullen slechts een paar moedigen er zich tot het einde door geworsteld hebben. Maar zoals E. het gisteren stelde: “Het is beter dat je kop vol zit dan dat je leeghoofdig zou zijn.” Al was dat eerder ook als mooie woordspeling bedoeld. Moet ik nu nog duidelijker zijn?
*update: eigenlijk zoek ik niet zozeer mijn gelijk. Dat stel ik net altijd in vraag. Begrepen worden, daar gaat het vooral om, denk ik.